zaterdag 9 januari 2021

De dood van een slang

door Rien Heukelom

In 1963 kreeg mijn moeder sinds 22 jaar weer een vakantie. Het advies van de huisarts had gewerkt; mijn vader zou zijn vrouw eens een verzorgde vakantie moeten gunnen, zodat ze een week niet aan het onderhoud van de grote schoolwoning hoefde te denken, geen boodschappen hoefde te doen, zeven dagen per week het eten hoefde te koken, kleren te wassen, bedden te verschonen, te strijken, enz.
We reisden naar het Doopsgezind Broederschapshuis bij Elspeet, dat later ‘Mennorode’ ging heten. Daar kon mijn moeder één van haar oude liefhebberijen oppakken: fotografie. Ze vond er mensen die er enig verstand van hadden en haar leerden over diafragma, sluitertijd en belichting.

Tot 1970 gingen we elk jaar naar Elspeet. En elk jaar maakte mijn moeder een paar foto’s. Digitale fotografie was er nog niet; ze moest zuinig zijn op haar filmrolletjes. Toch zijn niet alle foto’s bewaard.

Eén van de mooiste foto’s die mijn moeder er maakte, was in 1966.
Het was een natte zomer. Het was avond en al donker. Enkele kinderen hadden hem ontdekt. Hij lag op een zandpad op het terrein van het Broederschapshuis. Opgewonden vertelden ze hun ouders, die in het hoofdgebouw aan de koffie zaten, dat een giftige slang op het zandpad lag.
IJlings werden grote en kleine zaklantaarns van de slaapkamers gehaald die in drie houten barakken verspreid op het terrein lagen. Tussen het hoofdgebouw en de barakken was geen verlichting. Mijn moeder liep met het groepje mee naar de plek des onheils. Haar camera hield ze met haar rechterhand aan het halsband vast. Op het ritme van de gejaagde stemmen over gevaarlijke beesten schoten lichtstralen langs bladerdekken, struiken en boomstammen.

Mijn moeder zweeg. Het was alsof ze weer in Indië was. Bewust stapte ze over elke schaduw heen. “In Indië zwijg je tijdens een nachtelijke wandeling en zelfs iedere schaduw laat je met rust,” had ze een keer tegen mij gezegd.

Ze boog zich over het dier. De stemmen verstomden. Het groepje schaarde zich op gepaste afstand achter haar. Niemand kende haar Indische verleden. Meer het leek erop alsof zij het antwoord moest geven op de vraag wat er met de slang moest gebeuren. Even was het heel stil.
Kort was de knak van een tak te horen en een zucht van boombladeren. De slang maakte een beweging in de richting van mijn moeder. Het leek de kop naar haar op te willen richten. Toen begon iemand vlak achter mijn moeder luid te roepen: “Dood dat mormel.” Instemmend geroep volgde. Ze zei nog dat ze in Indië wel vaker slangen had gezien en dat deze niet gevaarlijk was.

Ze nam hem met flits vlak voor een jongen als een volleerd messenwerper zijn zakmes achter de kop van het dier gooide. Mijn moeder staarde in een moment van ontzetting naar het gedode beest, voordat een andere jongen de dode slang, waarvan de kop nog voor de helft aan het lichaam hing, kloek bij de staart pakte en in de bosjes wierp.

Te midden van de jonge helden liep het groepje terug naar het hoofdgebouw. Sommige zaklantaarn lichten waren uit, anderen beschenen nonchalant het pad. Snel werd het groepje een schaduw in de lichten van het hoofdgebouw. Het bos had geen mening over het gevaar dat was afgewend. Mijn moeder keek ontgoocheld het groepje na. Ik stond een paar meter achter haar. Het pad werd langzaam leeg, donker en nstil. Er ging een koude rilling door me heen. Met de camera in haar hand liep mijn moeder alleen, bijna huilend, richting het hoofdgebouw. Mijn aanwezigheid merkte ze niet op.


NB Toen het klooster in Maarssen in 2005 niet langer beschikbaar was, kwamen er dankzij Rien sessies in Mennorode. In mei 2007 gaf Maarten Houtman daar zijn laatste sessie. [red.]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten