woensdag 6 januari 2016

De Maarten die in mij voort blijft leven

Als je naar de poëtische toespraken van Maarten luisterde, was wat je hoorde de stilte, wat je voelde ontroering.
Dat geeft een aandacht waar je in kunt rusten. Zoals je die alleen kent van de bijzondere momenten in je leven, waarin je geheel opgaat in het gebeuren; waarin alles wat je normaal bezighoudt en belast, van je afgenomen is.

Maarten dichtte:
Zitten is heel dichtbij de dood zijn,
zodat je zijn liefelijkheid kunt voelen.
[1]

Als we daar zaten en naar hem luisterden, in een wijde kring om hem heen, was er een intensiteit waarin leven en dood verenigd zijn, waarin ieder moment sterft aan het volgende, waarin eeuwig bewustzijn tot aanschijn komt uit de krochten van de tijd.

“Ik gebruik woorden,” 
zei Maarten in een van zijn laatste toespraken, “ik kan niet anders, ik heb niet het formaat dat ik door hier te zitten, het jullie mogelijk maak te ervaren.”
Dat begrip ‘formaat’ hoorde ik hem in dit verband één keer eerder gebruiken, toen hij zei dat hij niet ‘het formaat van Krishnamurti’ had – de leermeester uit zijn jeugd, van wiens nabijheid hij zich nog altijd gewaar was.
Het is dezelfde achting die zijn leerlingen voor Maarten voelden – die in ons blijft voortleven.

Centraal in Maartens verhaal staat altijd weer de vraag of je belangstelling kunt hebben voor de werking van je bewustzijn:
“Kun je bij dat hele simpele blijven: hoe je bewustzijn werkt. We zijn er altijd mee bezig dat we vriendelijk moeten zijn en goed moeten zijn en snel moeten zijn en wakker moeten zijn – een eindeloze rijstebrijberg. Kun je je nu niet bepalen tot dat éne simpele ding en dat zijn werk laten doen.
Niet jij, in dat beseffen wat er in je bewustzijn plaatsheeft, daarin gebeurt het. Niet met je wil, niet met alle ideeën die je hebt, niet met alle indelingen: belangrijk-onbelangrijk, gewenst-ongewenst, kwaad-goed, afijn, eindeloos. Ook niet in causaliteit, oorzaak en gevolg, daar zit het ook niet in. Uitsluitend beseffen wat er gebeurt, altijd: als je werkt, als je kookt, je huis schoonmaakt, een plasje doet…” [2]

Toen hij dat laatste, dat alledaagse gegeven hoe je een plasje doet, bij een andere gelegenheid ook noemde, was het even stil. Met een ontwapenend, haast verontschuldigend lachje voegde hij eraan toe: “Misschien gaan jullie me later, als ik er niet meer ben, wel ‘de Meester van het Plasje’ noemen…”

Maarten probeerde ons voortdurend te interesseren in het gewone, in het alledaagse, kortom in de dingen die we onbelangrijk zijn gaan vinden. Hij had een zeldzaam oog, een zeldzame aandacht voor het kleine, het zogenaamde banale, voorbij iedere schaamte.
Dat kan alleen maar als je onvoorwaardelijk kunt genieten van je lichaam, "je beste vriend". Pas dan krijgen al die kleine dagelijkse handelingen hun werkelijke betekenis. Die voortdurende registratie van alles wat je doet en ervaart is geen kwestie van boekhouden, het is een voortdurend gewaarzijn van het wonder van het lichaam, van het wonder van het leven.

En na afloop, nadat het laatste woord geklonken had, was er die stilte in de zaal.
Dan vroeg hij: “Zullen we nog even zitten?”

Hein Zeillemaker


[1] Za-zen, zitten, Tijdschrift ZEN, nr. 42, juli 1990, zie: www.taozen.nl/Actualiteiten.htm
[2] Van binnenuit leven – toespraken en gesprekken Zevendaagse juli 1995, pag. 55. Uitgave Stichting 'Zen als Leefwijze', 1996

Geen opmerkingen:

Een reactie posten