Naar aanleiding van de bijeenkomst van ’Tao-zen Oefenen’ van 3 maart 2012
Na de inleiding van Piet Wever afgelopen zaterdag tijdens onze
meditatiebijeenkomst, werd er ook over agressie gesproken. Iemand probeerde
zich te herinneren wat Maarten daar ooit over gezegd had.
Het is bijna 40 jaar geleden dat een van mijn collega's op de Academie
(Maarten zat daar toen in het nieuwe bestuur) zich hardop afvroeg “wat die man
met zijn agressie deed”. Aangezien ik Maarten amper kende kon ik hem geen
antwoord geven. Later was een korte mededeling voldoende voor mij om lang over
na te denken.
Wij woonden inmiddels samen en hij zei op een keer dat hij vond dat alle
agressie bij hem moest eindigen. Dat leek mij een onmogelijke opgave, en
misschien ook niet erg gezond. Maar ik herinnerde me wat hij verteld had over
het jappenkamp, die keer dat hij met twee oudere mannen “op zijn bek geslagen
was” voor iets wat hij niet gedaan had. Die anderen waren het eerst aan de
beurt en zij schreeuwden het uit. Voor de mepper was dit verachtelijk.
Schreeuwen was om jezelf aan te vuren. Maarten, als laatste, had tijd om te
zien wat er gebeurde. De onvermijdelijkheid ervan, het onpersoonlijke, de
mepper door de kadaverdiscipline tot instrument vervormd. Hij zette zijn kiezen
op elkaar en werd bewusteloos geslagen.
Hanna Mobach
Geen opmerkingen:
Een reactie posten