"To live forever
is to tap the infinity of the moment"
(eeuwig te leven is de oneindigheid van het moment aan te boren)
(eeuwig te leven is de oneindigheid van het moment aan te boren)
Ik las deze zin in "The Essentials
of Zen Buddhism" van Daisetz
T. Suzuki toen ik 20 was, en denk er sindsdien
dagelijks aan.
Het moment, wat is dat? Een tijdloze zone tussen
verleden en toekomst, een staat om in te verkeren, het pad? En hoe kom je daar?
Telkens weer.
Eerst lees je een heleboel boeken om de importantie ervan te begrijpen: met je verstand. Wat heel goed te doen is. Want je bent te jong om rustig te gaan zitten mediteren. Je verkeert nog in de veronderstelling, dat je door iets met je verstand te begrijpen het je eigen kunt maken, of controle over kunt krijgen.
Eerst lees je een heleboel boeken om de importantie ervan te begrijpen: met je verstand. Wat heel goed te doen is. Want je bent te jong om rustig te gaan zitten mediteren. Je verkeert nog in de veronderstelling, dat je door iets met je verstand te begrijpen het je eigen kunt maken, of controle over kunt krijgen.
Later zit je dan wel. Je installeert je op het
kussen, neemt een paar diepe inademingen, laat je schouders zakken, komt tot
rust. Je doet je ogen dicht en gaat de stilte in. Beelden verschijnen achter je
gesloten oogleden, flitsen van onbeschrijfelijk kleur, vorm en beweging tegen
een donkere achtergrond. Je volgt je ademhaling een tijdje, probeert de tien te
halen. Lang voordat je zover bent, denk je al aan dingen: avondeten, waarom zou
ze dat gezegd hebben gisteren. Je geniet van de aanwezigheid van de groep om je
heen maar hoort wel elk geluid en geschuifel terwijl je het onvoorspelbare
gerommel van je eigen buik met ijzeren wilskracht probeert te onderdrukken. Je
gaat terug naar je adem, plaatst je hoofd goed boven op je wervelkolom, trekt
je kin een tikkeltje in. En daar ga je weer. Soms geef je jezelf toestemming
alles te laten gebeuren: denk maar aan van alles. Iemand zei laatst: het is
mogelijk om jaren te zitten zonder ooit gemediteerd te hebben. "Hij heeft het
over mij", denk je dan.
Je bent je gedachten niet, je bent je gedachten
niet. Maar de geest wil iets om mee te werken, om op te kauwen, vermaak. Als je
zit, ervaar je dat natuurlijk allemaal als ruis. "Ik denk, dus ik ben", vergeet
het maar. Je gelooft al tientallen jaren niet meer in dit Westers axioma. Je
weet dat je je gedachten niet bent, maar veel, veel
meer, en veel veel minder. Dat de essentie van het
leven schuilt in dat beroemde of beruchte moment, dat zo ongrijpbaar is. Zie je
wel, je zegt het zelf, door te grijpen bereik je niets, dat hebben we allemaal
wel een miljoen keer gehoord en gelezen. Maar toch, je weet ook dat toegang tot
dat moment de sleutel is tot het oneindige, het universele, het gedeelde, de
verbinding en compassie met alles wat leeft.
Recentelijk heb je je
benadering tot het moment drastisch gewijzigd. In plaats van het verlangen naar
een rustig, passief plekje, vol stilte en vrede, zie je nu het moment als
altijd arriverend, aanstormend. Als een actieve, meedogenloze bewegende kracht,
expanderend, zoals alles in het universum. Een plek van onrust en je taak is de
ontmoeting aan te gaan.
Na ongeveer 20 minuten zitten, als je alle hoop op
enig vermaak hebt opgegeven en jezelf verzoent met het feit dat je hier bent om
niets te doen, niets te denken, geen meningen te hebben, en dat het nog steeds
heel lang duurt voordat de bel luidt, dan is er soms geen rust en geen onrust
meer, geen tijd en geen wachten meer, maar alle tijd van de wereld; geen groep
en geen ikje meer, maar een geheel. Je zou bijna
kunnen zeggen dat je in het moment verkeert; tot je het opmerkt.
"Waarom kunnen wij niet in de tijd leven, zoals
vissen in het water?" (J.M. Coetzee)
Lene Gravesen
(inleiding tijdens de bijeenkomst van 'Tao-zen Oefenen' van maart 2011)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten